Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Uitvoeringswet internationale kinderbescherming

 

Artikel 18
1
De voorzieningenrechter van de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de verzoeken, bedoeld in de artikelen 21, derde lid, 28 en 48, eerste lid, van de verordening. Ten aanzien van het verlof tot tenuitvoerlegging zijn de artikelen 985 tot en met 990 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet van toepassing.
2
Artikel 29, tweede lid, van de verordening is van overeenkomstige toepassing op de relatieve bevoegdheid van de voorzieningenrechter in de zaken, bedoeld in artikel 21, derde lid, van de verordening. Kan de bevoegdheid van deze rechter niet worden gebaseerd op de daar genoemde gronden, dan is bevoegd de voorzieningenrechter van de rechtbank te ?s-Gravenhage.
3
Een beslissing op een verzoek als bedoeld in het eerste lid, wordt gevraagd bij verzoekschrift. Het wordt ingediend door een procureur. Heeft de verzoeker zich gewend tot de centrale autoriteit, dan kan het verzoekschrift worden ingediend door de centrale autoriteit. Het verzoekschrift houdt tevens in de keuze van een woonplaats binnen het arrondissement van de rechtbank. De verzoeker die zich heeft gewend tot de centrale autoriteit, wordt geacht ten kantore van de centrale autoriteit woonplaats te hebben gekozen.
4
Onverminderd het bepaalde bij artikel 38, eerste lid, van de verordening, wordt bij ongenoegzaamheid van de bij het verzoekschrift overgelegde stukken aan de verzoeker de gelegenheid tot aanvulling gegeven met het stuk, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onder a, van de verordening.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •